De roman van heel Italië
van David Rijser
Manzoni’s `De verloofden’ weerspiegelt de Italiaanse eenwording.
Allessandro Manzoni was een kind van de Verlichting, maar ook een katholieke romanticus. Zijn nu vertaalde `I promessi sposi’ uit 1840 is de oertekst van de eenwording van Italië. Zijn taal in deze historische roman werd de taal van het nieuwe Italië.
In Rome worden de dingen duidelijk, op de lange duur. Bijvoorbeeld hoe de drie fasen van de Italiaanse geschiedenis zich werkelijk verhouden. Over de Oudheid heeft hier iedereen de mond vol, hoewel er weinig meer van is te zien. Over de tweede fase van Rome, de bloei in Renaissance en Barok, wordt minder, maar toch nog flink gedebatteerd, terwijl er veel van verloren is gegaan, maar ook heel wat van over is. Maar van het derde Rome, dat van na de eenwording van Italië, is álles nog te zien. Het straatbeeld van alle grote Italiaanse steden is vóór alles negentiende-eeuws. En toch heeft haast niemand het er ooit over. Bezoekers en geleerden zoeken met spiedend oog een antieke steen, wijzen triomfantelijk op een restje Romeins metselwerk, of laten zich ontroeren door een kerkje uit de Renaissance. Maar voor de overweldigende massa negentiende-eeuwse bouwwerken en stadsgezichten eromheen lijken ze blind.
Dat is jammer. Want het negentiende-eeuwse Italië heeft veel te bieden. Vorig jaar lieten drie grote tentoonstellingen in Rome zien hoe goed er in die tijd werd geschilderd, in technisch opzicht. Dat de beeldcultuur uit de eerste helft van de negentiende eeuw ook mierzoet, pompeus of belachelijk bleek over te komen doet daar niet aan af. Die constatering wijst eerder op de vergeefse zoektocht van kunstenaars in Italië naar een nieuw evenwicht, dat hun culturele verleden kon combineren met de opwellende nationale identiteit – de identiteit die uiteindelijk zijn weerslag zou vinden in de eenwording van het land vanaf 1860.
Als er één werk in is geslaagd niet alleen een evenwicht te vinden tussen de traditie en de romantische vernieuwing, maar ook om een oertekst van het derde Italië te worden, is het I promessi sposi van Alessandro Manzoni. Dit boek verscheen in de definitieve versie in 1840 en is nu voor het eerst sinds de jaren dertig van de vorige eeuw opnieuw vertaald als De verloofden. Iedere Italiaan sinds 1860 leest I promessi sposi op school. In die zin is het succes van de roman te vergelijken met dat van Vergilius’ Aeneis, dat ook al enkele decennia na verschijning vaste kost op school werd. En net als bij de Aeneis is dit succes gebaseerd op een destijds nieuwe, ijzersterke greep op de taal, een subtiele boodschap, en het smeden van een nationaal-historische eenheid uit een verdeeld verleden.
Alessandro Manzoni (1785-1873) was een bastaard uit verlichte kringen in Milaan. Hoewel spoedig erkend door de Manzoni die zijn vader niet was, vormt deze levensstart de basis voor de nadruk die de latere schrijver legt op de tegenstelling tussen innerlijke werkelijkheid en uiterlijke vorm of functie. Een tweede voor zijn schrijverscarrière belangrijke ervaring is een verblijf in Parijs in de stormachtige jaren 1805-1810, dat hem liet ruiken aan revolutionair elan en romantische wereldverovering. Zo heeft Manzoni, die ongekend oud is geworden, bewust de lange weg meegemaakt van de eerste aanzetten tot de Risorgimento vanuit Frankrijk tot aan de definitieve vestiging van de Italiaanse staat.

Al speelt I promessi sposi in Lombardijë, en schreef Manzoni het lang vóór die eenwording, toch is het boek er innig mee verbonden, in de eerste plaats via de taal. De roman is ontstaan in drie fases: het oorspronkelijke manuscript (toen nog Fermo e Lucia genoemd) werd niet alleen inhoudelijk maar ook linguïstisch omgewerkt tot de eerste druk van I promessi sposi (1827) geschreven in een mengsel van Toscaans en Milanees. Manzoni was zich intens bewust van het belang van de taal voor de eenheid van het land. In Italië werden nog altijd dialecten gesproken, en de droom van Dante, en van kardinaal Bembo na hem, van één Italiaanse voertaal was nog ver weg. Daarom besteeg Manzoni, met zijn gehele familie en vijf bedienden, één van de twee koetsen die het gezin naar Florence brachten om de eerste druk van I promessi sposi nog eens om te werken. Deze keer deed hij dat in de taal van Florentijnse bourgeoisie, die de basis van het moderne Italiaans is geworden – mede dankzij het feit dat Manzoni zelf, na de eenwording, lid werd van de taalcommissie. De lange weg naar de eenwording van Italië wordt weerspiegeld in de complexe en langdurige ontstaansgeschiedenis van I promessi sposi.
De triomf van het boek als basis van de Italiaanse opvoeding reflecteert de overwinning van het noorden op het zuiden tijdens de Risorgimento, die, getuige de wapenfeiten van Berlusconi, nog niet is uitgewerkt. Ze reflecteert ook de triomf van de borghesia als hoeksteen van de Italiaanse samenleving. Bovendien is het niet alleen een fascinerend, maar ook een zeer goed boek.
Het verhaal van De verloofden is snel verteld. Renzo en Lucia zijn twee gelieven, eenvoudige boerenkinderen van het Lombardische land. Zij worden weerhouden van hun huwelijk op een afgesproken dag (8 november 1628) door toedoen van de edelman-schurk Don Rodrigo, die zijn zinnen op Lucia heeft gezet. Hij weet dorpspastoor Don Abbondio op zeer Italiaanse wijze te intimideren via zijn bravi (een soort desperado’s) zodat deze het huwelijk niet durft te voltrekken. De verloofden moeten vluchten, worden gescheiden, doorstaan beproevingen, hervinden elkaar en trouwen uiteindelijk. Duidelijk is het schema van de antieke roman en haar moderne opvolger, de achttiende-eeuwse avonturen- annex schelmenroman zoals Fieldings Tom Jones. Duidelijk is ook de vermomming van dit schema in een historische roman, favoriet genre in de negentiende eeuw, onder meer dankzij Walter Scott. We hebben verder te maken met geloof, hoop en liefde, waarvan de liefde de grootste is. Dit is ongetwijfeld waar, maar dat wisten we al. Maar de eenwording van Italië?
De middelen die Manzoni heeft gebruikt om de spankracht van zijn boek zo te verwijden dat het uiteindelijk heel Italië kon omvatten zijn drieledig. In de eerste plaats is de keuze van de beschreven periode exemplarisch voor wat Manzoni, en velen met hem, als het probleem van Italië zagen. In de tweede plaats spint Manzoni door het weefsel van zijn tekst de eigenschappen die de verdeelde Italianen verenigen. En tenslotte brengt hij op subtiele en vaardige wijze dat wat hij als het culturele en intellectuele erfgoed van Italië beschouwt in zijn boek samen.
De plaats van handeling van De verloofden in de vroege zeventiende eeuw stelt Manzoni in staat om een land onder buitenlandse bezetting te schilderen: in dit geval de Spaanse overheersing in Milaan. Het onrecht en de willekeur die daarmee samenhangen worden met voorbeeldige historische accuratesse beschreven, en worden symbolisch samengevat in de scène waarin de Spaanse gouverneur tijdens de fameuze broodopstand een commissaris komt ontzetten die in de ogen van het ontketende gepeupel een boosdoener is. Wanneer de commissaris eenmaal veilig in het rijtuig is, roept de gouverneur in het Italiaans: `Hij zal gestraft worden: het is waar, hij is een schurk, een boef’, maar voegt daar in het Spaans tot de voor de volkswoede weggedoken ambtenaar `Perdone, usted’ aan toe, daarmee de twee petten die hij op heeft verbindend met de twee maten waarmee hij meet.
Manzoni heeft een groot talent voor de symbolische scène. Maar ook voor de historische parallel. Want de Spaanse overheersing van Milaan staat niet alleen voor de Oostenrijkse overheersing van het hertogdom ten tijde van Manzoni’s schrijven, maar voor de buitenlandse overheersing van heel Italië sinds de Sacco di Roma van 1527, toen Karel V zijn landsknechten Rome liet plunderen en de Italiaanse Renaissance bruut uit zijn dagdromen gewekt werd. Die politieke overheersing gaat, in De verloofden, gepaard aan natuurlijke verschijnselen van schaarste en epidemie, culminerend in een magistraal beschreven pestepidemie. Als een ziekte perverteert de overheerser het land, dat pas zal bloeien als die ziekte is weggespoeld door de reinigende regen van de goddelijk gratie. De boeren-protagonisten van deze geschiedenis staan voor de zuiverheid van het land, en dus voor Italië in het groot. De ware heldin van De verloofden is de transcendente majesteit van het Italiaanse landschap.
Te midden van zo’n memorabel beschreven Noord-Italiaans landschap van bergen en meren loopt in de openingsscène een dorpspastoor te mijmeren, de Don Abbondio zonder wiens plichtsverzuim we de roman niet zouden hebben. En daarmee wordt duidelijk dat Manzoni zich realiseert dat het land ook bewoond wordt door mensen aan wie niets menselijks vreemd is. Zo openbaart zich de tweede manier waarop hij zijn boek `openstelt’ voor heel Italië: zijn vermogen om ook in de verdorvenen een medemens te zien. De verloofden is in die zin didactisch van opzet, dat het zijn publiek de ogen wil openen voor de historische werkelijkheid en het onrecht dat daarin met grote letters staat geschreven. Zo’n opzet kan gemakkelijk omslaan in moralisme. Maar het is een van de grote verdiensten van dit boek dat Manzoni dat weet te vermijden en wel door het medicijn van de vergeving, toegediend door het middel van de ironie. Neem de volgende passage, die direct volgt op de beschrijvingen van een ellendig gesprek tussen twee echte schurken: `Een van de grootste vertroostingen van dit leven is vriendschap, en een van de vertroostingen van vriendschap is iemand te hebben aan wie je een geheim kunt toevertrouwen. Maar vrienden vormen geen paar, zoals echtelieden: over het algemeen heeft iedereen er meer dan een, en samen vormen zij een keten die geen einde kent. Wanneer iemand dus vertroosting vindt door een vriend een geheim toe te vertrouwen, bezorgt hij diegene het verlangen naar diezelfde vertroosting. Hij verzoekt hem weliswaar tegen niemand iets te zeggen, en een dergelijke voorwaarde zou, opgevat in de strikte zin van het woord, meteen een einde moeten maken aan de reeks vertroostingen, maar de gangbare praktijk wil dat deze vriend zich weliswaar verplicht het geheim niet door te vertellen, maar dat hij een uitzondering maakt voor iemand die net zo’n trouwe vriend is als hijzelf, aan wie hij dan dezelfde verplichtingen oplegt. En zo doet het geheim van trouwe vriend tot trouwe vriend de ronde langs die immense keten […].’
Met deze en een aantal soortgelijke passages toont Manzoni de Italiaanse lezer zichzelf. En de vergevende toon (het motto van één van de `goeden’ uit het boek, perdonare, sempre, sempre, tutto, tutto, geldt hier voor de schrijver) jegens degene die zich niet aan de afspraak houdt, kan in een land als Italië, waar wet vaak zo immens ver afstaat van werkelijkheid, de kracht van geopenbaarde Schrift krijgen. Manzoni’s ironische menselijkheid is geen vrijbrief voor misdaden. Maar er schuilt een diep begrip voor vergissingen onder. Dat wordt vooral duidelijk aan de hand van de schets van de laffe prelaat Don Abbondio. Als de booswicht Don Rodrigo aan de pest is bezweken en niets het huwelijk van Renzo en Lucia meer in de weg staat wordt hij weer uiterst vriendelijk voor het paar, en merkt tevreden op dat de pest als een bezem is geweest, die schoon schip heeft gemaakt. Inderdaad heeft Manzoni zich een toeschietelijk helper van het lot betoond door zijn helden de pest te laten overleven, terwijl de schurken sneven. Maar ook Don Abbondio is er nog, en daarmee de gemiddelde zondaar waarin elke Italiaan zich kan herkennen. Abbondio deugt niet, maar noch de auteur, noch de lezer kan hem haten.
Daarmee is de vraag gesteld naar de goddelijke rechtvaardigheid. Manzoni, aanvankelijk protestants, bekeerde zich tot het katholicisme, dat hij belijdt met een voor ons enigszins verdachte geloofsijver. Die uit zich in de weeë dweepzucht en de laffe sentimentaliteit die kenmerkend zijn voor het negentiende-eeuwse katholicisme. De herhaalde en diep gevoelde aanroepingen van de Vergine Santissima (Allerheiligste Maagd) gaan deze lezer tenminste regelmatig te ver. Maar uiteindelijk, door de lafaard Abbondio te laten leven, laat Manzoni zien dat noch de auteur, noch de lezer de goddelijke rechtvaardigheid kan peilen.
De laatste manier waarop Manzoni I promessi sposi tot fundament van het verenigd Italië kon worden is misschien de meest subtiele, want minst uitgesproken. Manzoni streefde bewust naar een groot publiek, een streven dat de intelligentsia uit zijn tijd met enig wantrouwen bezag. Dat betekende dat hij geleerde uitweidingen en obscure verwijzingen uit de weg ging. De roman bevat dan ook enkele zeer rake satires van intellectualisme zonder intelligentie en/of engagement, één van de grote bezwaren die Manzoni had tegen de antiquarische intellectuele cultuur van de late achttiende eeuw. Die satires worden trouwens gespiegeld door de bespotting van het even laakbare volkse bijgeloof: Manzoni is én kind van de Verlichting, én Romanticus, én Katholiek, en betoont zich zo meester in een benijdenswaardige evenwichtskunst – precies de evenwichtskunst die de schrijver van hét nationale boek nodig heeft.
Maar Manzoni wilde óók als intellectueel serieus worden genomen. Dit leidt er toe dat de verwijzingen naar de culturele traditie, en de Italiaanse culturele traditie in het bijzonder, er wel zijn, maar verborgen onder de oppervlakte. In de Promessi Sposi zitten talloze verwijzingen naar Dante, Boccaccio en Ariosto. Met name de novelle-achtige inlassingen zijn zowel evocaties van Boccaccio’s verteltechniek als van Ariosto’s compositietechniek. Op een meer letterlijk niveau laat Manzoni een wanhopige zondaar tijdens nachtelijke alleenspraak eerst citeert uit Shakespeare’s Richard III, daarna uit Hamlet en ten slotte uit Macbeth: Shakepeare was in de Romantiek niet in de eerste plaats Engelse dichter, als wel de eerste natuurlijke dichter, die van iedere vertrapte natie was en dus ook van de Italianen (vergelijk zijn populariteit bij Verdi, die trouwens zijn fameuze Requiem componeerde naar aanleiding van de dood van Manzoni).
De verwijzingskunst beperkt zich niet tot de literatuur. Voortdurend `schildert’ Manzoni scènes met zijn pen, een effect dat wordt versterkt door de illustraties uit de definitieve editie van 1840, waarop Manzoni met zorg heeft toegezien en waarvan in de Nederlandse vertaling een groot deel is overgenomen. Soms verzint hij die scènes. Maar soms gaan ze terug op bestaande schilderijen. De openingsscène met Don Abbondio in een weids landschap is getraceerd tot een schilderij dat een van de historische helden uit Manzoni’s roman, kardinaal Federigo Borromeo, bestelde bij Jan Breughel. Maar ook de scène waarin de onschuldige Renzo, op de vlucht voor zijn belager, in het verdorven Milaan terecht komt in een taveerne (en diep bedrogen uitkomt) lijkt direct ontleend aan het werk van Caravaggio, de grote meester uit Lombardijë in de tijd waarin de roman speelt. Wellicht was Caravaggio ook een voorbeeld voor Manzoni in diens gebruik van een `realisme’ dat volks schijnt, maar transcendent blijkt. Door alle verwijzingen, literair en picturaal, maakt Manzoni van De verloofden een compendium van de Italiaanse cultuur tot dan toe, canonisch, encyclopedisch en nationaal.
Een noodlottig bijverschijnsel van succes in de Italiaanse schoolcanon is wel, dat vele jonge lezers een hekel krijgen aan de tekst die hen met geweld door de strot wordt geduwd. De lezer van de Nederlandse vertaling is in vergelijking met de doorsnee Italiaan dus in het voordeel: hij leest uit vrije wil, en kan onbevooroordeeld zien hoe geestig, subtiel en ontroerend Manzoni’s boek, en zijn visioen van Italië is. En als hij zich af en toe zal ergeren aan de onmatige lengte van het boek of een excessieve piëteit, zal hij niet uit puberale weerzin het kind met het badwater weggooien.
Al is het nawoord mager, en ontbreekt annotatie, op de vertaling zelf valt weinig of niets aan te merken: een enkele onhandige wending (`een fortuin dat nauwelijks toereikend was, sterker nog, amper volstond’, waar het origineel niet tautologisch is), een enkele al te colloquiale wending (`Als ik Hem nou kon zien’ in plaats van `Als ik hem maar kon zien’), een enkel foutje (p. 435: `iets van Renzo vernam’ in plaats van `over Renzo hoorde’), maar verder loopt het als een trein, en is de toon bewonderenswaardig goed getroffen. Een beetje storend is misschien dat in die paar woordjes Latijn die het boek (bewust) arm is, in de Nederlandse editie toch nog een fout staat (hic fretus moet zijn his fretus). Maar Manzoni zou daarmee tevreden zijn geweest. Hij wilde de kloof tussen geschreven en gesproken taal dichten, en de geheimtaal van het Latijn vervangen door de begrijpelijke taal van het Italiaanse volk. Dat is hem, zo blijkt uit zo’n foutje, misschien beter gelukt dan hij zou hebben gewild.
Alessandro Manzoni: De verloofden. Met illustraties van Francesco Gonin. Vertaald door en met een nawoord van Yond Boeke en Patty Krone. Athenaeum – Polak & Van Gennep, 651 blz.
Op dit artikel berust copyright! © 2004 Rijser, David
Bron: NRC Handelsblad van 28-05-2004 Pagina 33 Boeken Recensie